ondergetekende

stelt zich voor

(in ollekebollekes)

 

Hier spreekt uw rapporteur
Ook wel plezierdichter
Filosofiestudent
Vakidioot

Wis- en ook kundige
Heinz-Hermann-Polzer-fan
Over wie heb ik het?
Malte R. Koot!

Waar hij geboren is
Doet hij twee studies ook
Wiskunde en daarbij
Filosofie

Namelijk Leiden, die
Überstudentenstad
Boerhaave deed er zelfs
Biologie!

Woont hij in Leiden, ook?
Of Rotterdam, misschien?
Nee, want hij woont in een
Stad genaamd Delft

Dat ligt voor — is het niet
Alleropmerkelijkst? —
Beide gebieden,
precies op de helft!

Wonen dat doet hij nog
Braaf bij zijn moeder thuis
— Gaat zo dus mee met de
Geest van de tijd

Bij verdient hij met zijn
Grafisch-ontwerpbureau
(Niet dat hij al te veel
Opdrachten slijt)

Wilt u nog meer weten?
Wat zo zijn hobby’s zijn?
Die vraag is goed, want het
Zijn er best veel

U weet nu: Hij is een
Rijmkunstfanaticus.
Maar daarnaast speelt hij ook
op het toneel!

Ik heb u gek gemaakt
met deze versregels:
Het is genoeg met de
Rijmelarij!

Na deze zin nog, met
Zeslettergrepigheid:
d’Ollekebollekes
zijn nu voorbij!

Ik begon de eerste regel van dit tekstje oorspronkelijk met: ‘Geen zorgen, ik hou het bij één ollekebolleke‘. Dat bleek een leugen. Het werden er twee. En van het één kwam het ander — dat wil zeggen, van de tweede kwam een derde. Maar na de derde had ik nog een mooi zeslettergrepig woord over, ‘rijmkunstfanaticus’. Het zou natuurlijk een verloochening van datzelfde rijmkunstfanatisme zijn om zo’n mooi woord te laten liggen. Dus ook van de derde kwam een vierde. Tussen vier en vijf is het verschil, constateerde ik, ook maar relatief klein: één extra couplet over Delft zou niet zoveel uitmaken. Goed. Vijf gedichtjes dan. Of nou ja… een waar verhaal heeft een kop én een staart, dus die moest er ook nog even bijgedicht worden. Afijn — zes ollekebollekes later schrijf ik:

Geen zorgen, ik hou het bij zes ollekebollekes. Dat klinkt misschien als veel, maar het hadden er, mij kennende, veel meer kunnen worden. Voor degene onder ons die geen plezierdicht spreken heb ik de bovenstaande versjes hieronder hertaald naar keiharde, kernachtige, kille proza.

Mijn naam is Malte Koot. Ik heb het genoegen me tweedejaars wiskunde- en filosofiestudent aan de universiteit Leiden te mogen noemen. Wonen doe ik nog — zoals dat een student anno nu betaamt — bij mijn moeder in Delft. Om het studentenbestaan te kunnen bekostigen verdien ik geld bij als grafisch vormgever met mijn eigen ontwerpbureau, ontwerpst. Daarnaast besteed ik een significant gedeelte van mijn vrije tijd aan toneelspelen bij Hofplein.

Ik heb aanzienlijk meer hobby’s dan tijd om ze op te schrijven, laat staan uit te voeren. Toch hebben al mijn uiteenlopende interesses één wezenskenmerk gemeen. Er is één factor die ze allemaal — van theater tot logica, van Beckett tot Wittgenstein — verbindt: de taal. De taal in al haar vormen, maten, uitvoeringen, verschijningen, manifestaties, aankledingen. Maar het liefst kunstige taal, talige kunst, kunsttaal of taalkunst.

Ik liep al een tijd lang rond met het idee dat ik een medium mistte om mijn plezierdichtjes, poëtische en niet-zo-poëtische uitweidingen, meningen, anekdotes, boek-, film- en theaterrecensies en andersoortige uitspattingen kwijt te kunnen. Vandaar dat ik nu de knoop door heb gehakt en deze website ben begonnen. Over alles wat met taal en kunst te maken heeft.