Het is een zonovergoten zondag zoals we die pas sinds kort kennen. De lucht is loom. Wij ook. Het warme buiten baant zich onuitgenodigd een weg door kieren en spleten tot het inmiddels niet meer zo koele binnen. De honden liggen verslagen in hun mand: Ze hebben hun blaffende strijd met de hitte, godzijdank, opgegeven.
Ik zit naast mijn oma op de bank. We kijken samen een naar TV vertaalde detectiveroman. De moord voltrekt zich buiten het zicht van de camera, maar horen doen we hem wel. Een jonge vrouw ligt roerloos op de grond. Net zei ze: ‘Oh, jij hier? Kom toch binnen!’ Nu siert enkel de bijbehorende verbaasde uitdrukking haar levenloze gezicht. De dader ontglipt het beeld dusdanig snel dat we alleen zijn schimmige contouren kunnen waarnemen.
Het tafereel laat ons onbewogen. Honderden moorden werden al opgelost in deze woonkamer. Een scheikundeleraar richtte er een methamfetamine-imperium op. De wereld werd er zelfs van de slechte Russische aliens gered door een elfjarig meisje met superkrachten. Voor ons is deze moord niets nieuws, maar hetzelfde liedje.
‘Zouden er nog meer volgen?’ vraag ik, min of meer retorisch. Mijn oma antwoord: ‘Waarschijnlijk. Van het één komt het ander. Moorden staan zelden op zichzelf.’ We lijken net zelf een grijs en gebroken detectiveduo, zoals we erover praten.
We kijken verder. De eerste ondervragingsronde is begonnen: De detective en zijn sergeant vertellen het slechte nieuws aan de naasten. Wie het detectivegenre frequenteert weet dat de eerste clous hierbij naar voren komen. Zo reageert de stiefbroer verdacht koel op haar dood. Na wat doorvragen blijkt hij een hardvochtige hekel aan zijn wijlen zus te hebben en flink te profiteren van haar dood. Een leek zou dit misschien interpreteren als een schuldbekentenis. Maar wij weten wel beter: Ze proberen ons op het verkeerde te zetten. Bovendien is het programma nog geen half uur bezig, veel te vroeg voor een oplossing. We verdenken de postbezorger, die nog niet verdacht is gemaakt en een mooiere auto rijdt dan zijn baan kan rechtvaardigen.
Drie kwartier en twee moorden later halen we ons gelijk. Veel tijd om na te praten hebben we niet. Automatisch doet de volgende aflevering in de reeks zich aan. Voor ons is moorden oplossen lopende band werk.
Mijn opa is druk bezig in de tuin. Hij hakt hout voor de open haard, die er deze avond niet gaat komen. Ik vermoed dat hij de koelte ermee wil afdwingen. Mijn oma en ik bevinden ons inmiddels op een nieuw plaats delict, ditmaal in het verre Australië.
En dan zeggen ze dat wij de huismussen zijn.
ik zie de scène voor me. wat prachtig geschreven, maar vooral zo liefdevol.